# a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

Versuri Dat soort volk
- Paul De Leeuw

Meneer
Meneer, de oudste zoon
Dat is een vet secreet
Spuit elf in persoon
Weet zelf niet hoe-die heet
Hij leutert uit z'n nek
Hij drinkt zich suf meneer
Hij s-s-stottert als een gek
Want denken gaat niet meet
Hij drinkt hij hijst hij zuipt
Hij trekt een grote bek
Tot ie z'n bed in kruipt
Met een bezopen kop
Maar 's morgens staat ie op
De godvergeten vlerk
En wankelt naar de kerk
Als alle huichelaars
Hij knielt niet eens, hij zit
Lijkwit, 't is net een kaars
Want u weet, meneer
Dat soort volk
Dat denkt niet na, meneer
Dat denkt niet na
Dat bidt.

En dan de jongste zoon
Die heeft dat meidenhaar
Dat haar tot op z'n kont
Da's ook een mooi stuk stront
Doet aan liefdadigheid
Nou ja, vergeet het maar
Hij trouwde met een meid
Een meid hier uit de stad
Nee, uit de andere stad
Maar rotzooit rustig door
Hij weet nog wat ie wou
Een keurig nette jas
Een keurig nette tas
Een keurig nette das
Hij weet nog wat ie wou
Hij wilde centen zat
Maar hij is niet gehaaid
Hij blijft een kleine rat
Want u weet, meneer
Dat soort volk
Dat jaagt niet na, meneer
Dat jaagt niet na
Dat draait.

En dan is er de rest
De moeder die nooit praat
Die nooit iets zinnigs zegt
Een vader, inderdaad
Die hangt met snor en vest
Te pronk in salon
Te kijk op groot formaat
Gestorven op een hoer
Ziet ie z'n vrouw en kroost

Genieten van hun voer
De soep die gaat van: bglrhddg
En nog een lepel: blggrdjbl
Ook oma zit erbij
Met Parkinson op schoot
Ze wachten op d'r geld
Maar oma wil niet dood
D'r handen praten nog
Maar niemand is ontroerd
Want u weet, meneer
Dat soort volk
Dat voelt niet na, meneer
Dat voelt niet na
Dat loert.

En dan
En dan..
Is er nog Jacqueline
Meneer, ik hou van haar
Wij houden van elkaar
We dromen van ons huis
Een huis van enkel glas
Een huis met een terras
Voor mij en Jacqueline
Voor Jacqueline en mij
Als het maar zo ver was
Dat wij het konden zien
Maar het komt niet dichterbij
't Is altijd weer misschien
D'r moeder wil het niet
D'r broers willen me niet
Ze zien niet wat zij ziet in mij
Zo'n stuk verdriet
Ze fluisteren dat ik
Een armoedzaaier ben
Een vuile viezerik
Een kattenmepper zelfs
Omdat ik vroeger..
Ach, die lui zijn niet goed snik
Die kliek, die vuile clan
Maar als ik bij haar ben
Toevallig, zogenaamd
Dan zegt ze soms opeens
Ik kom je achterna
En dan weer: nou ik ga
En soms meneer, ik hou
Ik hou alleen van jou
Dan denk ik: hoera meneer
Maar ach
Ik hou van een ijskoude vrouw
Want u weet, meneer
Dat soort volk dat zegt niet ja meneer
Dat zegt niet ja
Dat zegt nooit ja meneer
Maar 't is al laat meneer
Tot ziens meneer
Ik ga